In het kort Coöperatief leren heet ook wel samenwerkend leren. Bij coöperatief leren gaat het om de samenwerking tussen leerlingen. Dit wordt gestimuleerd door coöperatieve werkvormen, waarbij kinderen in heterogene tweetallen of groepjes werken. De kinderen discussiëren samen over de leerstof, ze geven elkaar uitleg en informatie en vullen elkaar aan. Zij zoeken samen naar een oplossing en helpen elkaar.
Bij coöperatief leren is dus niet alleen de lesstof belangrijk, maar ook de samenwerking. Er is dus sprake van een cognitief en een sociaal doel. De achterliggende gedachte van coöperatief leren is dat kinderen niet alleen leren van de interactie met de leerkracht, maar ook van de interactie met elkaar.
Basisprincipes
Coöperatief leren gaat uit van vijf basisprincipes:
- Positieve wederzijdse afhankelijkheid. De opdracht kan alleen succesvol uitgevoerd worden als elk kind in het groepje zijn bijdrage levert.
- Individuele verantwoordelijkheid. Elk kind is verantwoordelijk voor zijn eigen bijdrage aan het geheel van de opdracht.
- Directe interactie. De kinderen wisselen hun ideeën, kennis en meningen samen uit. Goede interactie is belangrijk voor het leerproces en de uitkomst van de opdracht.
- Samenwerkingsvaardigheden.
- Evaluatie van het groepsproces.
Voordelen
Coöperatief leren heeft veel voordelen. Het stimuleert de betrokkenheid en een actieve deelname van de leerlingen. Er is veel variatie in werkvormen. De leerlingen leren veel van en met elkaar. Coöperatief leren bevordert ook de sociale vaardigheden en draagt daardoor bij aan een verbeterde sfeer in de groep. De ontwikkeling van sociale vaardigheden verloopt natuurlijk.
De rol van de leerkracht
Bij de start van de les legt de leerkracht de opdracht uit en vertelt hij aan welke eisen het werk moet voldoen. Hij spreekt ook verwachtingen uit met betrekking tot het gedrag van de leerlingen. De leerkracht besteedt expliciet aandacht aan de samenwerkingsvaardigheid die deze les centraal staat. Het is ook goed om klassikaal afspraken te maken over de manier van praten (volume, respect) en de rolverdeling.
Tijdens de les bewaakt de leerkracht het proces. Hij geeft structuur en begeleidt het groepsproces. Hij stimuleert directe interactie en observeert de leerlingen. Na de les evalueert de leerkracht met de kinderen de leeruitkomsten en het groepsproces.